Een absolute kijktip: op zondag 22 december wordt door de EO een documentaire uitgezonden over de eerste socialistische Joodse wethouder van Amsterdam, Salomon Rodrigues de Miranda, ‘Monne’ de Miranda voor vriend en vijand.
Amsterdam heeft veel aan hem te danken. Als wethouder voor de SDAP, de Sociaal Democratische Arbeiderspartij (de voorloper van de Partij van de Arbeid) zette hij zich in voor de voedselvoorziening van de minderbedeelden. Zo zorgde hij voor verlaging van de aardappelprijs en danken we de Markthallen aan hem, tegenwoordig het Amsterdam Food Center. Ook wijdde hij zich aan de bestrijding van de woningnood. Hij bedacht een plan voor een tuindorp voor de arbeider in het Gooi, wat uiteraard niet doorging na hevig protest van de – niet al te socialistische – bewoners daar. De tuindorpen kwamen er wel, dichter bij de stad: Tuindorp-Oostzaan, Betondorp en Tuindorp Nieuwendam. Hij zorgde voor badhuizen en zwembaden in de stad, allemaal voor een beter leven van de arbeider. Hij was het brein achter de aanleg van het Amsterdamse Bos. De werkloosheid was groot in het interbellum. De Miranda zette werkloze arbeiders voor het Amsterdamse Bos aan het werk, wat hij moest bekopen met de eeuwige hoon van de communisten, die hem zelfs tot in Kamp Amersfoort zouden achtervolgen.
Arm Joods gezin
Essentieel in de documentaire zijn de getuigenissen van de kleinkinderen van De Miranda. Zij komen stuk voor stuk aan het woord en aan de hand van hun verhalen wordt de levensgeschiedenis van De Miranda verteld. Hoe hij uit een arm Joods gezin kwam, hoe hij al na vijf jaar lagere school op zijn elfde in de diamantslijpersfabriek werkte, hoe hij vakbondsbestuurder werd, hoe zijn eerste vrouw Selly op jonge leeftijd stierf en hij met vijf kinderen achterbleef, hoe hij afstand nam van het jodendom, hoe hij drie jaar na de dood van Selly trouwde met de niet-Joodse Mien en met haar nog twee kinderen kreeg. En hoe na een artikel in De Telegraaf over vermeende malversaties rond het Amsterdamse Bos – die later ongegrond bleken – zijn politieke vrienden, ook binnen de SDAP, hem als een baksteen lieten vallen. Ook de gereformeerde ARP-burgemeester De Vlugt stak geen vinger uit. Monne schreef er nog een verweerschrift over, Pro Domo, dat de Arbeiderspers zou uitgeven. Hij betaalde ze zelfs een voorschot van tweehonderd gulden. De uitgeverij weigerde het te drukken maar eiste wel van hem dat hij de bijgekomen kosten van 650 gulden betaalde. In 1997 zou De Arbeiderspers Pro Domo alsnog uitgeven. Mosterd na een veel te oude maaltijd.
Doodgemarteld
Op 18 juli 1942 wordt Monne de Miranda als SDAP’er gearresteerd. Zijn niet-Joodse vrouw Mien probeert er alles aan te doen om hem vrij te krijgen. Zonder succes. Hij wordt afgevoerd naar Kamp Amersfoort, waar Nederlandse kampbewaarders en communistische gevangenen wraak op hem nemen. De blokoudste Teun van Es (voormalig lid van het Geuzenverzet) dwingt De Miranda zich uit te kleden omdat Van Es wil weten of hij besneden is. Een anonieme medegevangene vertelt in de documentaire hoe Van Es een stempel met het cijfer zeven op De Miranda’s voorhoofd drukt. Zo veel dagen, zegt Van Es, zul je in dit kamp nog te leven hebben. Monne de Miranda sterft tien dagen later aan de gevolgen van martelingen. Later zullen zijn overblijfselen worden overgebracht naar de Joodse begraafplaats in Amersfoort. Tenminste, dat is waarschijnlijk. Een van zijn kleindochters is daar niet blij mee, volgens haar wilde hij immers zo graag niet meer Joods zijn en nu zou hij toch op een Joodse begraafplaats liggen.
De film eindigt met de woorden die Willem Drees jaren later schrijft aan De Miranda’s weduwe Mien: “Als de komende jaren nog eens een terugblik kan worden geworpen op de Amsterdamse gemeentepolitiek tussen de twee wereldoorlogen en een onbevangen oordeel daarover mogelijk zal zijn, dan zal beseft worden welke een betekenisvolle arbeid uw man in dienst van de gemeente en de gemeenschap heeft verricht en welke een stuwende kracht hij voor de ontwikkeling van Amsterdam is geweest.”
Zoon van Mokum , zondag 22 december, 15.20 uur NPO 2