Hoewel de de burgemeester in het staatsrecht neutraal is en boven de partijen staat, staat in de grootste stad van Nederland een steeds meer ideologisch opererende politica aan het hoofd. In haar tweede termijn zoekt de – niet gekozen maar benoemde – burgermoeder de confrontatie met Den Haag. Amsterdam is hierbij niet gebaat. Haar optreden is voor de bühne en haar achterban, het maakt de aangevallen partijen van de weeromstuit alleen maar groter. Als burgemeester de verbinding zoeken is altijd beter dan polariseren, ook als de democratie tot een verkiezingsuitslag heeft geleid die je niet aanstaat.
De burgemeester is voorzitter van het college van B en W – het dagelijks bestuur van de gemeente – en zit de gemeenteraad voor. Inhoudelijk is hij onder meer verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid in de stad, waaronder het verloop van demonstraties. Als we burgemeester Halsema moeten geloven, is het grondrecht op demonstratie haast onbeperkt in de manier waarop en de plaats waar dat kan worden uitgevoerd. Ik waag dat te bestrijden. Mijn stelling is dat een burgemeester meer kan dan hij door juristen, onder wie hoogleraar Wim Voermans, krijgt ingefluisterd.
Volgens het Hof
Artikel 9 van de Grondwet luidt als volgt: “Het recht tot vergadering en betoging wordt erkend, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.” In de Wet openbare manifestaties wordt in artikel 2 en 5 bepaald dat de burgemeester een demonstratie kan beperken op grond van drie criteria: “Ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.” Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft ten slotte in jurisprudentie bepaald dat een demonstratie een vorm van meningsuiting is, waarbij het noodzakelijk is dat de mensen bereikt worden voor wie de boodschap bedoeld is. De demonstratie moet volgens het Hof in beginsel binnen het zicht en gehoorsafstand kunnen plaatsvinden.
Protesteren is een grondrecht, maar niet ongebreideld
Zowel de wetgever als de rechter erkent dat de overheid niet snel aan de inhoud van een demonstratie mag tornen. Er is een uitzondering: als er tot haat wordt opgeroepen of als er steun wordt verleend aan een terroristische organisatie. Dan komt het strafrecht in beeld. Demonstreren is dus een grondrecht, maar de uitvoering van dit grondrecht is niet ongebreideld.
Jurisprudentie
Met een beroep op ‘het belang van het verkeer’ kan de burgemeester mijns inziens legaal demonstranten verbieden de snelweg te betreden of de zeesluis in IJmuiden te blokkeren. En met een beroep op ‘de bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden’ kan heel goed bij een demonstratie het afstandsbeginsel worden opgerekt naar bijvoorbeeld 250 meter. Jurisprudentie zoals dat van het Europees Hof is geen wet- of regelgeving, maar recht dat voortvloeit uit rechterlijke uitspraken. Deze vorm van recht staat niet vast, maar ontwikkelt zich. Het Europees Hof motiveert het beginsel ‘binnen het zicht en gehoorsafstand’ met het argument dat de geventileerde mening de mensen moet bereiken voor wie deze bedoeld is.
Het lijkt mij de hoogste tijd dat ook de rechterlijke macht zich realiseert dat de huidige tijd meer dan voldoende mogelijkheden biedt om je mening kenbaar te maken. Het is wel heel ouderwets en soms ongewenst om voor te schrijven dat de demonstrant letterlijk in iemands gezicht moet kunnen tetteren, zoals bij de opening van het Holocaustmuseum.
Het is in het algemeen belang en dat van de openbare orde dat de burgemeester demonstraties fysiek scheidt waarvan hij op voorhand weet dat nabijheid tot wanordelijkheden zal leiden. Een afstand van 250 meter lijkt hierbij minimaal, maar een 7 oktoberherdenking op de Dam en de ‘tegendemonstratie’ op het Museumplein (een kilometer verderop) is nog veel beter. Mits goed onderbouwd, is dit juridisch houdbaar. Niemand tornt hierbij immers aan het grondrecht op demonstratie. De boodschap komt via de media echt wel door, de betoging wordt alleen in beschaafdere banen geleid. “Da’s logisch” zou Cruijff zeggen.