De inboedel van het huis van Michael Asuss in Amsterdam-Buitenveldert is volledig vernield door onbekende inbrekers. Zelf denkt de Joodse Nederlander dat anti-Israëlactivisten hem gevolgd zijn na de herdenking van de pogrom van 7 oktober en daarna zijn huis hebben aangevallen. De politie zegt ‘met hoge prioriteit’ onderzoek te doen, schrijft De Telegraaf. Vooral Joodse symbolen moesten het ontgelden, een antieke Hebreeuwse bijbel werd zelfs verscheurd.
De Amsterdamse burgemeester Femke Halsema noemt de aanval ‘afschuwelijk’. Maar het is het zoveelste gewelddadige incident tegen Joden en pro-Israëldemonstranten in de hoofdstad en critici leggen een deel van de schuld daarvan bij de weigering van Halsema op te treden tegen het geëxplodeerde antisemitisme in de hoofdstad. Zo stond zij een ’tegendemonstratie’ toe van gewelddadige en gemaskerde extreemlinkse en islamitische anti-Israëlactivisten op het Damrak, slechts een steenworp van de Dam waar een vreedzame en waardige herdenking van de pogrom op 7 oktober werd gehouden.
Critici suggereren dat Halsema haar mate van optreden laat afhangen van haar eigen politieke voorkeur
De ‘tegendemonstranten’ probeerden de herdenking te verstoren en wierpen verf- en rookbommen. Ook werden de herdenkers fysiek aangevallen. Halsema zegt dat zij geen keuze had en dat ze de gewelddadige activisten wel moest toestaan op het Damrak, maar dit beroep op de vrijheid van betoging lijkt in schril contrast te staan met hoe er eerder werd opgetreden tegen demonstranten tijdens de coronacrisis of betogers van Extinction Rebellion op Koningsdag. De burgemeester heeft haast onbeperkte bevoegdheden in het kader van de openbare orde en iedereen had kunnen voorzien dat het bij de herdenking tot geweld zou komen. Critici – onder wie PVV-leider Wilders, maar ook de JA21-fractie in de Amsterdamse gemeenteraad – suggereren dat Halsema haar mate van optreden laat afhangen van haar eigen politieke voorkeur.