Orthodox Joods Nederland is opnieuw in rep en roer. Als opmars naar een waarschijnlijk gevecht om de besnijdenis, moeten de neuzen binnen en tussen de verschillende kerkgenootschappen dezelfde kant op worden gezet. Dat mislukte bij het NIK.
De Facebook-gang van de Amsterdamse NIHS had dezer dagen een heuse scoop. Op een vrijdagochtend werd door Dennis Pekel een tekst geplaatst die afkomstig was van de waäd, het Nederlands College voor Rabbinale Zaken (NCRZ), die bij velen de tenen deed krommen. Maar laten we bij het begin beginnen. Het begon met een artikel in Trouw, waarin de KNMG, de verenigde artsen, pleit voor de beëindiging van de besnijdenis bij minderjarige jongens. De besnijdenis is een essentieel onderdeel van het jodendom, voor zowel liberalen als orthodoxen. Een eventueel verbod zou ons nog dieper raken dan het verbod op de rituele slacht. Om goed voorbereid te zijn op een eventuele strijd moet overleg plaatsvinden tussen verschillende instanties als NIK, CJO en LJG. De PC (permanente commissie, het dagelijks bestuur) van het NIK, wilde daarom in overleg treden met de LJG.
Nu wordt het wat technisch, maar het is essentieel voor het begrip over de commotie. Gaat de discussie om een verbod op besnijdenis, dan is dat een politieke kwestie van vrijheid van godsdienst en een zaak van de lekenbesturen. Gaat het echter om hóé te besnijden, bijvoorbeeld met gebruikmaking van verdoving of door uitvoering door moheliem met een artsenopleiding, dan is dat een halachische kwestie en dus een zaak van het rabbinaat. Het artikel in Trouw ging over beide opties: zowel over een algeheel stopzetten van de briet als het hoe.